Boek over
historie van Anjum vrijdagavond gepresenteerd
Burgemeester bood schrijver Harke Iedema eerste exemplaar
aan.
ANJUM – Burgemeester Mr. R.W. Dijkstra bood vrijdagavond het eerste exemplaar van
het boek ”Van Anigheim tot Anjum” aan de
schrijver, de heer Harke Iedema,
van Anjum afkomstig, nu adjunct-directeur van de
Muziekschool, aan. In dit boek wordt op voortreffelijke wijze een beschrijving
van de geschiedenis van Anjum gegeven en naar de
streekarchivaris, de heer W. Keune, stelde wordt
hiermee een van de weinige volledige dorpshistorieboeken
gebracht, waarvoor ook inderdaad goed gebruik is gemaakt van het beschikbare
bronnenmateriaal. De aanbieding van dit boek geschiedde in het kader van een
uitstekend opgezette dorpsavond, die in ”De Dobbe” werd gehouden en waarvoor zoveel belangstelling
bestond, dat er voor enkele laatkomers nog maar moeilijk stoelen te vinden
waren. Aan deze dorpsavond werkten mee het Chr. Gem. Zangkoor ”Sursum Corda, het Chr.
Muziekkorps ”Hallelujah”, leerlingen van de
muziekschool N.O. Friesland, maar ook leerlingen van de lagere school, die op
uitstekende wijze een voordracht wisten te brengen.
Aanbieding ingepast in gezellige dorpsavond in overvolle ”Dobbe”.
Burgemeester
Dijkstra stelde het aan de ene kant geweldig op prijs om bij een dergelijke
dorpsavond aanwezig te mogen zijn, ook dat hij het eerste exemplaar van het
boek aan de schrijver mocht aanbieden, maar vond het aan de andere kant wel wat
een vreemde zaak, dat hij als buitenstaander het boek moest aanbieden aan de
man, die veel tijd heeft besteed om het boek tot stand te brengen. Er wordt in het boek over de vroegere grietmannen van Oostdongeradeel geschreven, zo vertelde de burgemeester, en
ik heb er even over gedacht in de kleding van die mannen te verschijnen, maar
dat zou geschiedvervalsing zijn. En dat past niet bij dit boek, waarin
dhr. Iedema beschrijft wat er werkelijk in dit dorp
en omgeving gebeurd is.
De
schrijver is geen vakhistoricus, maar hij heeft hier degelijk werk geleverd,
waarin ook zijn betrokkenheid met de gang van zaken in het dorp doorklinkt.
Vroeger stelde men dat men alles objectief moest weergeven, zonder te laten
merken hoe men zelf over bepaalde zaken dacht, maar men acht het nu geen
bezwaar, dat de schrijver van een dergelijk werk ook laat merken, dat hij zich
bij bepaalde gebeurtenissen betrokken weet. Maar de burgemeester stelde, dat
niettemin bij die betrokkenheid, de heer Iedema toch
zeer objectief over de geschiedenis van zijn dorp geschreven heeft. Dat daarbij
ook de belangstelling voor de muziek doorklinkt, is begrijpelijk en het is dan
ook niet vreemd, dat juist de heer Iedema opmerkt
dat, toen er een nieuwe Christelijke school in Anjum
kwam, de muzieklessen niet meer in de school gegeven mochten worden …
Hij kende
ook de rivaliteit tussen de dorpen: in 1910 kreeg Anjum
zijn interlokaaltelefoonnet en er wordt bijgezegd,
dat men in Metslawier ook tracht het zover te krijgen
… Men kent uiteenlopende filosofieën over de geschiedenis: de kringlooptheorie
en daaraan kan men denken als men leest over het opheffen van de afzonderlijke
gemeente Anjum en dan denkt aan de dreiging van de
opheffing van de gemeente Oostdongeradeel … Men kan
denken aan een golftheorie waarbij goede en slechte perioden elkaar afwisselen
en slechte tijden ook wel eens goede kanten kan hebben. Men kan denken aan de
filosofie, dat alles toch maar alleen achteruitgang betekent, maar dat is dan
in Anjum toch niet het geval.
Burgemeester
Dijkstra zag de waarde van de geschiedenis in het weten van de banden die er
met het verleden bestaan, van het kennen van tradities, zonder dat men daarin
vast komt te zitten, terwijl hij in het boek van de heer Iedema
ook een soort dorpsreünie zag, omdat men hier leest over wat men als dorp samen
heeft meegemaakt. De burgemeester zag dan ook duidelijk een bindende werking in
dit boek, dat het gemeenschapsgevoel versterkt.
Men kan in
het boek ook lezen over tijden met een geheel eigen karakter, waarbij verschillende gebouwen een functie hadden, die ook
bij die periode paste, b.v. Holdingastate t.a.v. het
feodale tijdperk, Bumahûs als een beeld van armenzorg
van die dagen, maar men kan ook denken aan de molen die de oude functie heeft
verloren, maar in het geheel van het dorp toch een nieuwe functie heeft
gekregen en zal behouden.
Bijzonder
aandacht wordt in het boek ook besteed aan de kerken, aan de predikanten (die
vroeger zich ook wel met politiek bemoeiden, b.v. Ds. Langhout zorgde voor een
rechtse gemeenteraad), over verwijdering, maar ook weer tot elkaar komen van
kerkgenootschappen. De burgemeester sprak de wens uit, dat velen het boek zullen gaan lezen en hij bracht voor het resultaat de
schrijver, maar ook de dorpsgemeenschap van Anjum een
compliment.
De heer Iedema vertelde, dat hij tot het schrijven van het boek
kwam, toen hij eens een afbeelding zag van de oude Holdingastate,
n.l. op zolder van het gemeentehuis waar de heer Piet Dijkstra de prent ontdekt
had. ”Die nacht droomde ik van die state, van de mensen die er gewoond hebben, en zo ben ik begonnen een en ander uit te zoeken wat
er nu werkelijk gebeurd is”. De heer Iedema stelde
daarbij, dat de heer G. Haaksma ook een belangrijke
rol in het totstandkomen van het boek gehad heeft, terwijl hij ook de goede
samenwerking met het Administratief Centrum voor de druk van het boek prees.
De heer Haaksma, die deze avond de leiding had, deed het voorstel,
dat als men het boek gelezen heeft en dan nog met veel vragen over tal van
zaken zit, men in het begin van het volgende jaar nog eens een dorpsavond zal
houden, waar samen dan over de geschiedenis van Anjum
gesproken kan worden.
De
streekarchivaris, de heer Keune, stelde dat de heer Iedema een van de weinigen is die
een juist gebruik van de beschikbare bronnen heeft gemaakt. ”Wij zijn daarbij
slechts een toeleveringsbedrijf geweest”. De heer Keune
trok voor dit werk een vergelijking met het boek, dat in de vijftiger
jaren door de heer K. Boelens over Nes (WD) werd
geschreven.
In de
pauze bleek er direct zeer veel belangstelling voor het boek te bestaan;
sommigen kwamen met pakken tegelijk uit het gedeelte van het gebouw, waar de
boeken tegen een prijs van ƒ 12,50 werden verkocht. Het boek is dat bedrag ook
zeker waard, want niet alleen vindt men een goede beschrijving van de
geschiedenis van het dorp in veel facetten in het boek, maar er zijn ook
diverse foto’s en tekeningen in het boek opgenomen, dat in totaal een 280 pagina’s folioformaat telt en dat door het A.C. te Metslawier in een duidelijke letter getikt is.
Friesch
Dagblad d.d. 19 november 1977